Beleid

Principes waaraan de aangeboden hulpinitiatieven moeten voldoen

De door de Stichting aangeboden hulpinitiatieven voldoen aan de volgende vijf principes:

I. neutraal ten aanzien van politieke voorkeur, afkomst en religie

II. geen vergoeding (geld/ tegenprestatie) vragen van (potentiële) leden van de doelgroep

III. openheid wat betreft missie, impact, zorgvuldigheid en inzet / besteding van middelen

IV. kwetsbare doelgroep staat centraal

V. de kracht van het collectief


I Neutraal

‘Principe’: hulp wordt geboden ongeacht politieke voorkeur, afkomst en/of religie van hulpvrager.

Hierbij wordt verwezen naar een fundamenteel beginsel van de NL-rechtsorde, namelijk dat ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan’. . De Stichting onderschrijft dit beginsel van harte en wil dat toegepast zien bij de aangeboden hulp.


II Geen vergoeding van hulpvrager (direct noch indirect)

‘Principe’: er wordt geen vergoeding gevraagd van de hulpvrager voor het gebruiken van de hulpinterventies. Direct noch indirect. Het gaat hierbij niet alleen om een vergoeding in geld, maar om elke andere tegenprestatie die van hulpvrager gevraagd wordt die kan worden gezien als tegenprestatie voor de inzet van de hulpinterventie.

De interventie streeft naar de best passende hulp voor de hulpvrager zonder een vergoeding te vragen aan hulpvrager en maakt hierbij geen onderscheid binnen de hulpvrager-doelgroep .

Toelichting en uitwerking

Dit principe geldt zowel voor ‘particuliere’ hulpvragers als voor hulpvragers vanuit een zakelijke achtergrond. Bij zakelijke hulpvragers wordt er onderscheid gemaakt tussen eerstelijnshulp en tweedelijnshulp:

  • Eerstelijnshulp is hulp die de Stichting zelf verleend
  • Tweedelijnshulp is (gespecialiseerde) hulp waar vanuit de Stichting naar door kan worden verwezen.

De eerstelijnshulp is gratis voor de deelnemer en er wordt niet naar winst gestreefd (‘non-profit’)

In geval van tweedelijns doorverwijzing naar gespecialiseerde commerciële partijen waar kosten aan verbonden zijn, wordt dit altijd expliciet gecommuniceerd naar de deelnemers (o.a. accountants, belastingadviseurs, bedrijfsadviseurs, juristen, financieringsmaatschappijen etc.). De Stichting biedt onafhankelijke analyse en advies (eerstelijnshulp). Er bestaan derhalve géén financiële banden tussen de Stichting en tweedelijnsorganisaties waarnaar verwezen wordt.


III Openheid / transparantie / Rekenschap

‘Principe’: De hulpinitiatieven zijn open en transparant wat betreft missie, impact, zorgvuldigheid en de Stichting is open en transparant wat betreft de inzet en besteding van middelen.

De hulpinterventie geeft aan:

  • wat haar specifieke missie is
  • wat de impact van haar activiteiten is (waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen output, outcome en impact);
  • hoe vorm wordt gegeven aan zorgvuldigheid (privacy en AVG in het algemeen, hoe wordt omgegaan met hulpvragers en hun privé gegevens en het gedrag en kunde van de medewerkers rondom privacy en AVG)
  • hoe het (bedrijfs-) economische model eruit ziet. Dit model mag niet conflicteren met de principes van de Stichting.

De hulpinterventie is bereid om mee te werken aan accreditatie. Het doel van een accreditatie is het bewaken van de kwaliteit van de interventie. Daarnaast sluiten de doelstelling, de organisatie en de resultaten aan bij de belangen van de hulpvrager-doelgroep.

Daarnaast is de interventie bereid om mee te werken aan een impactmeeting. Om te meten of de inzet van een hulpinterventie werkt, kan er gebruik gemaakt worden van een impactmeeting. De impactmeeting richt zich op het vermeende/beoogde effect (langer doorwerkend gevolg van een bepaalde actie), wat wil men bereiken en per wanneer moet deze verandering gerealiseerd zijn.


IV Kwetsbare doelgroep staat centraal

‘Principe’: het mentale welzijn van de personen in de hulpvrager-doelgroep staat centraal

De hulpinterventie geeft aan hoe zij het mentale welzijn van de betrokken hulpvragers zowel als vertrek- als referentiepunt in haar benadering heeft gepositioneerd. Dit gaat over de benaderwijze richting de hulpvrager, structurering van de hulpinterventie en het structureren van feedback (inclusief het omgaan met klachten).

Dit principe komt er in de kern op neer dat niet het efficiency-denken (met haar kenmerkende functionele decompositie) voorop staat, maar dat doelgroep-denken met procesgericht werken in netwerken als uitgangspunt wordt genomen.

De hulpinterventie erkent de zogenoemde ‘fastlane’ en ‘slowlane’ en zet zich in om maatwerk toe te passen binnen elke situatie. Hierdoor komt de menselijke maat centraal te staan. In de fastlane worden, zo veel als mogelijk gedigitaliseerd, de niet complexe, enkelvoudige vragen en verzoeken opgepakt. Naast deze fastlane is er separaat een slowlane, waarin de meervoudige vragen en verzoeken worden opgepakt. De situatie van de betreffende burger is uniek en vereist maatwerk. Attentiepunt hierbij kan zijn hoe en wanneer duidelijk wordt of ‘iets’ een bijzondere situatie is die maatwerk vereist. Uitgangspunt is dat diegene die contact zoekt dat (impliciet) zelf aangeeft; de ‘mens’ staat centraal.


V De kracht van het collectief

‘Principe’: de hulpinterventie die gelieerd is aan de stichting werkt mee aan de onderlinge synergie binnen de stichting, de Nederlandse Schuldhulproute en de schuldhulpverlening algemeen.

De hulpinterventie is bewust dat ze meewerken aan een groter geheel. Stelt zich samenwerkend en niet concurrerend op. De kracht achter succes is ‘de kracht van samen’.

De hulpinterventie is aanvullend op de plaatselijke/gemeentelijke hulpinterventies. Hierbij is het belangrijk dat er wordt gekeken naar de bestaande hulp binnen de gemeente (of regio) en in welke mate de hulpinterventie hier aanvullend/vernieuwend op is.


Financieel bestuur, de financiële middelen en vermogensbeheer

Het financieel bestuur berust bij bestuur en wordt verricht door de penningmeester, die alle nodige uitgaven doet en te allen tijde aan het stichtingsbestuur en het dagelijks bestuur inzage geeft van alle administratieve bescheiden en saldi, inbegrepen de bankafschriften. Het vermogen van de stichting wordt gevormd door:

  • subsidies en donaties;
  • schenkingen, erfstellingen en legaten;
  • alle andere verkrijgingen en baten.

De stichting mag statutair bezien, ter financiering van haar doelstelling, commerciële activiteiten ontplooien, mits de inkomsten (zijnde het saldo van de baten en lasten) daarvan in overeenstemming met het bestedingscriterium binnen een redelijke termijn (nagenoeg) geheel ten goede komen aan de doelstelling van de stichting.

Concreet verwacht Stichting Nederland Geldzorgenvrij met name subsidies en donaties van overheden, bedrijven en fondsen te ontvangen ter financiering van haar activiteiten.

In het kader van het relevante ‘vermogensbeheer’ heeft Stichting Nederland Geldzorgenvrij (hierna: de Stichting) het volgende vermogensbeheer beleid:

1. Het vermogen van de Stichting kan bestaan uit reserves en fondsen. Deze reserves en fondsen dienen ter ondersteuning van de statutaire doelen van de Stichting en hiervoor is dit vermogensbeheerbeleid opgesteld.

2. Het vermogensbeheerbeleid van de Stichting dient de continuïteit van de voorziene werkzaamheden, passend binnen de doelstellingen van de Stichting, te waarborgen.

3. Het bestuur is vooralsnog voornemens vermogen te beleggen. Mocht er in de toekomst sprake zijn van vermogen dat voor beleggingen in effecten in aanmerking komt (naar verwachting pas na 2022), dan geeft het bestuur uiting aan zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid door te kiezen voor een duurzame beleggingsaanpak in het beheer van het vermogen van de Stichting. En streeft zij binnen de gestelde grenzen van een duurzame beleggingsaanpak, naar een maximaal financieel rendement gebaseerd op een matig defensieve strategie.

4. Het bestuur van de Stichting is verantwoordelijk voor het gevoerde vermogensbeheerbeleid en heeft het toezicht op de uitvoering van het beleid gedelegeerd aan de penningmeester.

5. Het bestuur legt in de jaarrekening verantwoording af over het gevoerde vermogensbeheerbeleid en geeft inzicht in de opbrengsten en kosten.